Andere bevoegdheden van de politierechtbank in strafzaken?

In het algemeen is de politierechtbank bevoegd voor de behandeling van overtredingen, zoals bepaald in artikel 137 van het Wetboek van Strafvordering. In juridische zin verwijst een overtreding naar een misdrijf waarop de wet een straf oplegt van één tot zeven dagen gevangenisstraf en/of een geldboete van één tot vijfentwintig euro. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de artikelen 559 en 561 van het Strafwetboek. De politierechtbank behandelt deze misdrijven, met uitzondering van de drugsmisdrijven die onder de Drugswet vallen (handel in verdovende middelen), waarvoor de correctionele rechtbank bevoegd is. Naast deze overtredingen behandelt de politierechtbank ook een groot aantal misdrijven, ongeacht de opgelegde straf (artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering). Dit omvat onder meer misdrijven zoals bepaald in de Wegverkeerswet en haar uitvoeringsbesluiten, verkeersongevallen met lichamelijke letsels of de dodelijke afloop (artikelen 418, 419 en 420 Strafwetboek), en misdrijven met betrekking tot de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen (artikelen 22, 23 en 26 van de wet van 21 november 1989). 

Daarnaast beoordeelt de politierechtbank inbreuken op de technische eisen voor voertuigen over land, evenals de wetgeving rond spoorwegen, gemeenschappelijk vervoer, scheepvaartreglementen en barelen. Ook misdrijven uit de besluitwet van 14 november 1939 betreffende openbare dronkenschap, het Veldwetboek, het Boswetboek, de wetten op de riviervisserij, provincieverordeningen en gemeentelijke verordeningen vallen onder haar bevoegdheid. 

De politierechtbank is verder bevoegd voor misdrijven die voortvloeien uit de weigering of het verzuim om dringende maatregelen na te leven die bij ministerieel besluit zijn opgelegd op basis van artikel 182 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, zoals bijvoorbeeld maatregelen om de verspreiding van COVID-19 te beperken. Daarnaast kan bij de politierechtbank beroep worden ingesteld tegen een door de procureur des Konings in verkeerszaken opgelegd bevel tot betalen (artikel 65/1 Wegverkeerswet).Ten slotte heeft de politierechtbank de bevoegdheid om in specifieke gevallen een machtiging tot visitatie te verlenen, wat vergelijkbaar is met een huiszoekingsbevel. Dit gebeurt op verzoek van de bevoegde overheid bij onderzoeken naar inbreuken op de fiscale wetgeving, de wetgeving inzake dierenwelzijn, milieuregels, de kansspelwetgeving en de Vlaamse regelgeving rond bestuurlijke handhaving.